Met de mariniers naar Nieuw-Guinea

1950-1951

“Java is heaven, Burma is hell. But you never come back alive from New Guinea.”

Japans gezegde ten tijde van WO2

Waarom Nederland vast hield aan Nieuw-Guinea

In 1949 hadden Nederland en Indonesië de souvereiniteitsoverdracht bezegeld, en was Nederland “haar” eilanden als Java, Sumatra, Celebes, etc. allemaal kwijt. Met als uitzondering: Nieuw-Guinea. Nederland hield vast aan Nieuw-Guinea. Dit had verschillende redenen:

  • Nederland wilde een ‘doorstart‘ maken met een kolonie in Azië. Alle Indo-Europeanen (“Indo’s”) zouden daar een nieuw bestaan kunnen opbouwen. Blijven in Indonesië was geen optie.
  • Molukkers en KNIL-families een thuis bieden. Ook voor hen was geen plek in het Indonesië van Soekarno. De Molukkers wilden hun eigen staat. In afwachting daarvan werd het plan bedacht om de Molukkers, maar ook andere KNIL-militairen en hun families te huisvesten op Nieuw-Guinea.
  • De economische belangen waren groot. Nederland was in in wederopbouw en kon daarbij elke financiële steun gebruiken. Nieuw-Guinea is rijk aan ondermeer rubber en olie.
  • Last but not least: Nederland wilde Nieuw-Guinea simpelweg uit de handen van Indonesië houden. Er was (en is) ook vrij weinig dat Nieuw-Guinea (meer polynesisch van aard) bindt aan Indonesië (meer aziatisch).
Kaart archipel 1950. Midden onder: Java. Rechts: Nieuw-Guinea.

Naar Nieuw-Guinea met de mariniers

Gezien de politieke ontwikkelingen besluit Nederland meer in te zetten op de verdediging van Nieuw-Guinea. In het kader hiervan gaat de Marine (KM) de Landmacht ondersteunen op Nieuw-Guinea. Gezien de aard van opereren worden de mariniers meer  geschikt geacht voor deze rol dan de Landmacht.

Er wordt in Doorn een compagnie mariniers klaar gestoomd voor deze klus. Het zou een “zwaar bewapende” compagnie worden. Met niet alleen dienstplichtigen (“zeemiliciens”), maar juist ook beroepsmariniers. Er wordt zelfs expliciet gezocht naar mariniers die ook al tropen-ervaring hebben opgedaan op Java met de mariniersbrigade. Dat verklaart ook waarom Gerard hiervoor in beeld kwam.

NB: deze compagnie werd onder redelijk heimelijke omstandigheden getraind en gevormd. Onder de mariniers zelf ging het gerucht rond dat ze wellicht zelfs naar Korea zouden worden gestuurd. Daar was op dat moment een oorlog gaande waar Nederland ook steeds meer bij betrokken raakte.

De primaire taak van de compagnie mariniers was:

  • Orde en rust (helpen) handhaven
  • het voorkomen van en optreden tegen elke vorm van infiltratie

De mariniers zouden ongeveer een jaar blijven, en dan vervangen worden een nieuwe lichting.

Met de Tabinta naar Nieuw-Guinea

Vanuit Doorn gingen de mariniers naar Driebergen. Vanaf station Driebergen (07.33) met de Trein naar Amsterdam, de Sumatrakade (aankomst 09.00). Hier werden de mariniers om 10.00 ingescheept. De Tabinta zou om 12.00 vertrekken.

Omdat deze compagnie mariniers de voorhoede zouden zijn van een veel grotere militaire eenheid die naar Nieuw-Guinea zou gaan, kreeg deze reis redelijk wat landelijke media-aandacht.

Passagierslijst Tabinta 15 september 1950
Inschepingsbevel Tabinta

Aan boord van de Tabinta

De reis met de Tabinta was vergelijkbaar met al die andere tochten naar De Oost. Aan boord werden oefeningen gehouden en les gegeven. Men had corveediensten. Hoogtepunt van de reis waren Port Said, waar lokale handelslieden met hun bootje naast de Tabinta kwamen liggen om hun waren aan te bieden.

Gedurende zijn reis naar en verblijf op Nieuw-Guinea stuurt Gerard meerdere kaarten per luchtpost naar Marie.

Postkaart van de Tabinta

Hollandia

De Tabinta kom op 18 oktober 1950 aan in de baai van Humboldt, bij Hollandia. Het ontladen van het schip zal enige dagen in beslag nemen. De mariniers zelf worden gelegerd in een oude loods van 120×30 meter, “de Schoenendoos”  werd deze genoemd.

Deze loods en de directe omgeving werden leefbaar gemaakt. Er werd een schietkamp opgericht. Was- en toilet-voorzieningen aangelegd. Mooie bijvangst was dat er in de omgeving van Hollandia heel veel Amerikaans materiaal was achtergelaten. Stalen platen, tentdoeken, aggregaten, etc. Daarmee werd dus vrij vlot een goed werkend kamp opgebouwd.

Er kwamen:

  • Een ziekenboeg met dokter
  • Een verblijf voor de Verbindingsdienst en Administratie
  • Een kombuis, bottelarij en kleine toko
  • Verblijven voor de officieren, onderofficieren en manschappen
  • Timmermanswerkplaats
  • Schoen- en kleermakerij.
Hollandia gezien vanaf het water van de Humboldt Bay. Foto uit privé archief.
Gerard in de Humboldt Bay, bij Hollandia. Foto uit privé archief.
Foto: Mariniersmuseum Rotterdam

De schoenendoos

“Zwart-witfoto, reproductie van originele afdruk. Het Korps Mariniers houdt een parade door Hollandia, Nederlands Nieuw-Guinea, vermoedelijk naar aanleiding van de korpsverjaardag op 10 december 1951. Enkele eenheden mariniers marcheren door de Oranjelaan met aan de linkerkant de barak de ‘Schoenendoos’.”

Oefenkamp Sentani

Ten noorden van Sentani werd een geschikte plek gevonden voor een oefenkamp/bivak. Hier werd met 25 tenten een vaste plek gecreeërd waar per roulatie van 3 weken een peloton mariniers verbleef.

Van hieruit werden patrouilles gelopen, velddienst gehouden, etc.

Noemenswaardige activiteiten waren:

  • Patrouilles lopen langs kampongs (‘showing the flag’)
  • Patrouilles lopen in de wildernis (terrein leren kennen en in kaart brengen)
  • Meerdaagse patrouilles over de Cycloop-berg
  • Meerdaagse bosbivaks waarbij met eigen materiaal en materiaal uit de directe omgeving/natuur een kamp moest worden gemaakt
  • Mariniers werden per rotatie geplaatst aan bord van schepen: patrouilles langs kampons aan de kust, landingsoefeningen, etc
Van achtergebleven Amerikaans materiaal werd kamp gemaakt. Foto uit privé archief.
Oefenbivak nabij Sentani. Foto uit privé archief.

Over patrouilles in de jungle en bosbivaks

De jungle was het werkgebied van de mariniers. Vanaf hun buitenbivak Sentani liepen zij vele patrouilles. Het patrouilleren in de jungle was een vak apart. Onder tropische omstandigheden (vaak bloedheet, soms een hoosbui) werd er dagenlang gelopen.

De marine had voor deze uitzending niet voor niks gezocht naar mariniers met jungle-ervaring; ca. de helft had al op Java gediend. Maar “de rookies” moesten er echt aan wennen. De jungle is een vreemd fenomeen, vooral in de nacht, met allerlei onbekende dieren, geluiden en gevaren.
In de wildernis leerden de mariniers ook hoe je met de weinige middelen toch een kamp kan maken – altijd rond een vuur vanwege de dieren. Met altijd een zeil boven je hoofd, en je bed (van bamboe) los van de grond.

Altijd gingen er papua-gidsen mee. Zonder hen was er vrijwel niks mogelijk. De gidsen waren ‘heer en meester’ van het terrein, de natuur en het leven daar. Anderzijds waren de papua’s verguld met de aanwezigheid van de mariniers, die hen weer beschermden. Daardoor hadden de mariniers en de papua gidsen vaak een bijzonder goede persoonlijke band.

Terugkerende patrouille. Foto uit privé archief.
In de bush-bush met een papua-gids. Foto uit privé archief.

Oefenen in het veld

Tijdens hun verblijf op Nieuw-Guinea oefenden de mariniers veelvuldig in het veld.

Oefening in het veld, samen met Landmacht. Links ligt een bazooka. Foto uit privé archief.
Rechts ligt een vlammenwerper. Foto uit privé archief.

Stootpeloton

Zeker weten doe ik het niet, maar ik vermoed dat Gerard op Nieuw-Guinea onderdeel was van het stootpeloton van de compagnie mariniers. Er zijn namelijk veel foto’s van Gerard bewaard gebleven waarin de bazooka en de vlammenwerper een prominente rol. Later, terug in Nederland, zou Gerard zich juist ook hierin specialiseren in het kader van zijn cursus tot korporaal der mariniers.

Foto uit privé archief.
Foto uit privé archief.

Noodlottig ongeval

Op 3 januari 1951 sloeg een prauw tijdens een patrouille om. 33 mariniers raakten ten water, 4 van hen verdronken. Het was een ongeluk dat op de kleine compagnie (260 man) een grote indruk maakte. Het zal niet de laatste keer zijn dat Gerard maten verloor aan een verdrinkingsdood. Hij zou later ook vertellen dat hijzelf meerdere keren bijna verdronken was.

Begravenis van de vier omgekomen mariniers. Foto: Mariniersmuseum Rotterdam

Terug naar huis

Op 11 november 1951 gaat Gerard met het vliegtuig terug naar Nederland. Hij zou hier op 13 november weer voet aan land zetten. Ergens moet een tussenstop zijn gemaakt, maar waar, weet ik niet. Vaak was dit Tokyo.

Eerste luitenant-der mariniers Th. Ernste was één van de officieren tijdens dit jaar Nieuw-Guinea. Hij schreef het volgende over deze bijzondere periode:

“Het is een jaar geworden waar de meesten van ons met nostalgisch plezier – en een beetje trots gevoel – aan terugdenken. Er was toch een heel speciale sfeer! Je leefde ‘op elkaars lip’ met alle ongemakken van dien maar je was tolerant en begreep als er eens iemand ‘over de rooie’ ging. Het kweekte zonder twijfel een vorm van saamhorigheidsgevoel zoals je in een normale kazerne niet aantreft: de afstanden tussen de diverse categoriën werden op een prettige wijze kleiner. Diezelfde sfeer was ook weer voelbaar op de reunie, die in 1985 voor het eerst – en hopelijk niet voor het laatst – in Doorn werd gehouden.”