De rekrutering van Gerard

Mei 1945

“[...] Je moet leren vechten tegen de Jappen en die kunnen er wat van. Je komt misschien terug, maar misschien ook niet.[...] Maar als je eenmaal getekend hebt, dan kun je niet meer terug. Al komt meneer Otten van Philips je morgen aanbieden om directeur te worden van zijn bedrijf, dan zeg je: Mijnheer Otten, u heeft pech, ik ben marinier geworden.”

adjudant der mariniers Ruiter Staf Werving Eindhoven e.o.

Hoe de brigade vorm begon te krijgen

Vanaf 1943 werd er een (beroeps)kader opgeleid in de USA. Dit kader, aangevuld met Amerikaanse instructeurs, zou straks in tranches en in hoog tempo de rest van de brigade opleiden. Maar die rest, zo’n 6.000 man, moest nog wel gerekruteerd worden.

Dit gebeurde vanaf 1944. Het begon mondjesmaat in de bevrijdde gebieden van Zuid-Nederland. Maar door verschillende factoren, bleef het achterlopen op schema. Dat kwam door:

  • Een gebrek aan infrastructuur en organisatie om effectief te werven;
  • Concurrentie doordat alle Krijgsmachtdelen aan het werven waren geslagen;
  • De ambtenarij (met name spoor en post) en de (grote) industrie roerden zich ook, en waren natuurlijk ook zeer interessant.

De  rekrutering in het zuiden van Nederland verliep voorspoedig. Er was alleen een probleem. De Nederlandse overheid stelde een quotum in; maximaal 2/5e van de rekruten mocht uit de zuidelijke provincies komen. In de andere provincies kwam de rekrutering (ook doordat deze pas later bevrijd werden) veel lastiger op gang. Hierdoor werd destijds geconcludeerd: als dit quotum niet was ingesteld, hadden de mariniers half 1945 al in Azië kunnen zijn.

Op de Amerikaanse toer

Het Korps Mariniers pakte de rekrutering op ‘z’n Amerikaans’ aan. Zo werd er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van origineel Amerikaans reclame-materiaal. Dit werd zelfs speciaal gemaakt in Amerika, en naar Nederland getransporteerd.
Een uniek en aantrekkelijk vooruitzicht was natuurlijk de opleiding in Amerika. En de mogelijkheid om 50 technische vakken te volgen. Dat sprak veel jonge mannen aan die een groot deel van hun jonge jaren, waarin zij juist hun vorming en opleiding zouden moeten krijgen, hadden moeten missen door de oorlogsjaren.

Motivatie van de Oorlogvrijwilligers

De rekruten waren zogeheten Oorlogsvrijwilligers (OVW’ers). Dit is een wat bijzondere status die wat nadere uitleg behoeft. OVW’ers waren geen dienstplichtigen. Het waren jonge mannen die bewust tekenden om deel te nemen aan de strijd; in Europa (o.a. Prinses Irene Brigade) en Azië (de Mariniersbrigade). Later zouden zij (wanneer de brigade werd aangevuld met dienstplichtingen) kunnen rekenen op bewondering en respect van met name jonge dienstplichtigen. Ze werden gezien als ‘mannen van de daad’, niet alleen het woord.

In 1947 is er onderzoek gedaan naar de beweegredenen van deze OVW’ers. In dat onderzoek bleek dat er drie typen konden worden gedefinieerd:

  • De eerste rekruten die gelijk na bevrijding in 1944 zich aanmeldden. Enerzijds was dit een bepaald slag jongens dat zich aangetrokken voelde tot ‘ het uniform’. Mannen met een uniform ‘telden mee’, hadden autoriteit, en stonden symbool voor de bevrijding van Europa. Deze groep bestond ook veelal uit “avonturiers”, thrill-seekers. Anderzijds is dit ook de groep die juist het minst nauwkeurig (mentaal en psychisch) is onderzocht.
  • Het tweede deel meldde zich aan op het moment dat ook andere gebieden van Nederland bevrijd werden, vanaf half 1945. De oorlog was aan het kenteren, men was op zoek naar nieuwe invulling van het leven, en hun rol in deze wereld(-oorlog). Er was immers ook nog een oorlog gaande in Nederlands-Indie! Volgens de officier die het onderzoek naar deze motivaties deed, was dit de beste groep.
  • Het derde deel meldde zich aan vanaf september 1945, dus ook na de capitulatie van Japan. Onder deze groep is juist weer uitgebreid onderzoek naar de motivatie om zich aan te melden.

Het onderzoek naar de beweegredenen tot aanmelding liet het volgende zien:

  • Voorkeur voor militaire dienst als verdere invulling van het beroepsleven: 28%;
  • Verbetering van de eigen positie: 26% (NB: dit moet niet verkeerd worden geinterpreteerd; voor veel jonge mannen uit sociaal lagere klassen, en in de nasleep van de oorlog, was dit simpelweg voor veel jonge mannen een manier om de eigen situatie te verbeteren, zowel sociaal als economisch).

Over het algemeen werd gesteld over de mariniers-rekruten dat het voordeel was dat zij gehard waren door de oorlogsjaren. Als nadeel werd opgeworpen dat zij door gebrekkige leefomstandigheden anders keken naar tucht en verantwoordelijkheid.

“Bevrijdt Indië!”

“Bevrijdt Indie” was na de Duitse bezetting het devies van de Nederlandse strijdkrachten. Er werd uitgegaan van een strijd tegen de Japanners, en zelfs van een uiteindelijke invasie (uiteraard met de gehele geallieerde strijdkrachten in the Pacific) van Japan zelf. De Nederlandse inbreng bij “De Operatie Overlord van het Oosten” zou de Mariniersbrigade zijn.

In de zuidelijke provincies kwam de rekrutering vanaf maart 1945 in een stroomversnelling. Toen was er de zogeheten ‘rond reizende caravaan’ van luitenant-kolonel Van Asbeck (belast met de werking en rekrutering), met teams die bestonden uit o.a. een arts, een veiligheids-onderofficier (er moest wel even gedubbelcheckt worden of niet iemand geregistreerd was als collaborateur of om andere duistere redenen het Nederlandse recht wilde ontvluchten) en onderofficieren van de administratie. In deze samenstelling konden zij 70 rekruten per dag behandelen. De keuring was streng, zeker in vergelijking met andere legeronderdelen. Vooral fysiek moesten mariniers meer kunnen verdragen, maar mentaal werden zij weer juist beoordeeld in hun hardheid en zelfredzaamheid.

Er was vaak een eerste gesprek en fysieke keuring, dan volgt uitnodiging voor een tweede afspraak. Bij deze tweede afspraak werd je meer psyschisch aan de tand gevoeld, en werd meer de diepte ingegaan achter de motivatie en beweegredenen. Ook werd hier je opkomstdatum en rang/functie bepaald.

Hierna kreeg je ca. 10 dagen om afscheid te nemen en je klaar te maken. Je hoefde qua bagage niet veel mee te nemen, maar je werd wel geacht om te komen op goed schoeisel en met een goede jas. Die waren immers essentieel voor de reis van Nederland naar Schotland, waar zij getraind zouden worden op een voorheen geheime US Navy basis nabij Glasgow, te weten Rosneath.

Vermoedelijk had Gerard zich al eind april 1945 aangemeld. Want in zijn dossier staat dat hij zich op 9 mei moest melden om op te komen.

Gegevens interview Gerard

Opkomen kon pas nadat je alle keuringen en selecties had doorstaan.

Uit zijn dossier is op te maken dat zijn voorkeur lag voor een functie bij de artillerie (eerste keus) en de zware wapens (tweede keus).

Photostat / blueprint operator

Het lijkt erop dat ze bij de selectie iets anders in hun hoofd hadden. Daar werd hem namelijk de functie van ‘Photostat / blueprint operator’ aanbevolen (functiecode 028). Photostat / blueprint machines waren in die tijd nog enorm grote kasten. Deze werden gebruikt om kaarten te tekenen en uit te printen, luchtfoto’s te kopiëren, etc. Ze speelden een belangrijke rol in de informatievoorziening voor de staf.
Vermoedelijk leek deze functie passend, omdat er in de Philips-fabriek ook met grote machines gewerkt werd. De streep door de 028 heen, laat niets aan duidelijkheid te wensen over: dit is niet de functie waar Gerard later voor opgeleid zal worden (maar dat weet hij hier nog niet).

De Mariniersbrigade volgde de functiebenaming en bijpassende codering van hun Amerikaanse evenknie, USMC. Dit wordt het Manual of Military Occupational Specialties, kortweg MOS, genoemd. Hierin staan letterlijk alle functies die nodig zijn voor een zelfvoorzienende legereenheid. Denk aan slagers en bakkers, kappers, mecaniciens, boekhouder, lasser, etc. Dit is in feite je secundaire functie naast je rol als militair.

Oostende

Op 9 mei begon de reis. Voor veel jongens uit de zuidelijke provincies begon het op de Willem II-kazerne in Tilburg. Dat was sinds 1945 het nieuwe opkomstcentrum voor het Korps. Dit was eerste militaire “kennismaking” voor de rekruten. Vanaf nu werden ze onderworpen aan de militaire omgangsvormen, en dienden zij te luisteren naar de aanwezige korporaals en sergeanten (het kader).
Dit was ook vaak de eerste keer dat de jongens elkaar leerden kennen; zij troffen elkaar op de stations in plaatsen als Roosendaal, Eindhoven, Den Bosch, en zouden vanaf dan hun vriendschappen en kameraadschap vormen. Vanaf Willem II-kazerne werden zij in colonne met transportwagens uiteindelijk naar Oostende gebracht. In Oostende was een grote marinebasis die gebruikt werd door de geallieerden. Waarschijnlijk (bewijs is er niet) is Gerard hier op een Brits transportschip gestapt voor de reis naar het Verenigd Koninkrijk.

Lees verder: 1945 - Deel 3: De tijd in Rosneath

In Rosneath, Schotland, krijgt Gerard zijn eerste kennismaking met het leven als marinier.

De tijd in Rosneath, Schotland

1945

Gerard meldt zich in mei 1945 bij het Korps. In een half jaar tijd, zal hij gekeurd en getraind worden in Schotland en in de Verenigde Staten.